Wat als erflater op het moment van het opstellen van het testament niet meer beschikte over zijn volledige verstandelijke vermogens? Als dit vast staat kan dat leiden tot nietigheid van het testament.
De vraag die dan beantwoord moet worden is of de dementie (of meer in het algemeen: een geestelijke stoornis zoals de wet bedoelt in artikel 3:34 BW) tot gevolg heeft gehad dat erflater daardoor bepalingen in zijn testament heeft opgenomen die niet met zijn feitelijke wil overeen stemden. Met andere woorden: de vraag of erflater door zijn dementie nog wel in staat is geweest om alle belangen – ook zijn eigen – op juiste wijze te wegen en in zijn testament op te nemen.
Het in rechte aantonen van een wilsgebrek op grond van een geestelijke stoornis is lastig maar niet onmogelijk.
Er is inmiddels een redelijk aantal vonnissen gewezen over situaties waarin de ziekte van Alzheimer een rol speelde. In betreffende zaken werd de geestelijke stoornis, en het wilsgebrek, behoudens tegenbewijs, aanwezig geacht.
Zo bepaalde de Rechtbank Den Haag bij vonnis van 25 januari 2012 dat het er voor moet worden gehouden:
“Dat het voor een patiënt met Alzheimer – mede doordoor gekenmerkt dat er ook nog heldere momenten zijn of lijken te zijn, en dat de patiënt veelal een beperkt ziektebesef heeft en/of façadegedrag vertoont – veel moeilijker is om daadwerkelijk de wil te bepalen ten aanzien van een complexe beslissing dan ten aanzien van een eenvoudige dagelijkse beslissing, omdat een door de ziekte van Alzheimer aangetast brein de consequenties van een complexe beslissing aanzienlijk minder goed zal kunnen overzien.”
Zie voor de volledige uitspraak:
testament nietig door Alzheimer.
Deze uitspraak zet, in geval er sprake is van dementie aan de zijde van erflater, de deur open om in een procedure te kunnen stellen dat het testament nietig is zodat daaraan geen gevolgd moet worden gegeven.